Verbonden vennootschappen
Alleen verbonden vennootschappen komen in aanmerking voor fiscale consolidatie. Wat betekent dat? Dat er een duidelijke economische band tussen de vennootschappen bestaat. Eigenlijk komt het er op neer dat fiscale consolidatie kan tussen directe moeder-, dochter- of zustervennootschappen.
De band moet ook voldoende sterk zijn, die voorwaarde uit zich in de minimumdeelnemingsvereiste:
- De vennootschap moet beschikken over een rechtstreekse deelneming van 90 % in het kapitaal van een andere vennootschap. OF
- Het kapitaal van de vennootschap moet rechtstreeks voor ten minste 90 % worden aangehouden door een andere vennootschap. OF
- Het kapitaal van de vennootschap moet rechtstreeks voor ten minste 90 % worden aangehouden door een derde binnenlandse of buitenlandse vennootschap, als deze derde binnenlandse of buitenlandse vennootschap beschikt over een deelneming van ten minste 90 % in het kapitaal van de andere vennootschap.
Buitenlandse vennootschappen kunnen alleen aan het systeem deelnemen als ze gevestigd zijn in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte.
Ten slotte komt er nog bij dat deze minimumdeelneming ook voor een minimumperiode moet worden aangehouden. Die periode duurt vijf jaar en begint op 1 januari “van het vierde kalenderjaar voor het kalenderjaar waarnaar het aanslagjaar wordt genoemd”. Concreet wil dit zeggen dat als een vennootschap A in 2018 (aj. 2019) een voldoende grote deelneming verwerft in een vennootschap B, ze aan consolidatie kan doen vanaf 1 januari 2022 (aj. 2023). Het duurt dus wel even na het verwerven van een deelneming voor de vennootschappen van het systeem gebruik kunnen maken.
Consolidatie is een keuzesysteem. De groepsvennootschappen moeten er geen gebruik van maken.
Groepsbijdragen
Groot voordeel van de consolidatie is dat een winstgevende vennootschap van een groep haar winst kan doorschuiven naar een verlieslatende vennootschap van de groep. Zo zal de groep in totaal natuurlijk minder belasting betalen.
Hoe werkt het? De winstgevende vennootschap doet een groepsbijdrage aan de verlieslatende vennootschap. De winstgevende vennootschap trekt deze groepsbijdrage af van haar winst en komt uit op een lagere belastbare basis. Bij de verlieslatende vennootschap is het net het omgekeerde. Zij telt de groepsbijdrage bij haar belastbare basis bij. Op die manier wordt het verlies van een welbepaald aanslagjaar van de ene groepsvennootschap afgezet tegen de winst van hetzelfde aanslagjaar van de andere groepsvennootschap.
De winstgevende vennootschap moet wel de verlieslatende vennootschap vergoeden om haar verlies te mogen gebruiken. De winstgevende vennootschap betaalt een vergoeding die gelijk is aan de belasting die ze bespaart. Deze vergoeding is fiscaal volledig neutraal: voor de winstgevende vennootschap B is het een verworpen uitgave en bij de verlieslatende vennootschap A is ze vrijgesteld.
De groepsbijdrage-overeenkomst
Beide vennootschappen moeten onderling een groepsbijdrage-overeenkomst afsluiten, waarin de verlieslatende vennootschap zich engageert om de groepsbijdrage in haar resultaat op te nemen en de winstgevende vennootschap zich ertoe verbindt een vergoeding te betalen. Elk jaar dat vennootschappen met dit systeem winsten willen verschuiven, moeten ze opnieuw een overeenkomst afsluiten.